Collega le figure di sinistra con quelle di destra.
Come si gioca: Clicca su una figura e ascolta la parola. Trascina la figura di sinistra su quella di destra oppure, laddove una figura appartenga all’altra, posizionala nel luogo corrispondente. Nell’attività relativa al tempo, ad esempio, l’ombrello sarà trascinato sulla pioggia. Una volta collegate tutte le figure, clicca sulla freccia per mischiare le immagini e giocare di nuovo.
Che cosa si impara: Quest’attività induce il bambino a usare la logica e a riconoscere le relazioni tra gli oggetti. Gli alunni, inoltre, potranno accrescere il loro vocabolario.
Ottieni il massimo da quest’attività: Pronuncia le parole insieme al computer.
Attività di gruppo: Trova immagini di oggetti relazionati tra loro. Dai a ciascun alunno una figura e fai in modo che trovi il proprio compagno. Ogni bambino può dire quale figura ha in mano. Se sei con un solo bambino o con un gruppo ridotto di alunni, disponi le figure su un tavolo e fai in modo che trovino gli oggetti relazionati e che pronuncino le parole corrispondenti una volta individuata la coppia.
Voeg de rechtse afbeelding samen met de linkse afbeelding.
Hoe spelen we: klik op één van de afbeeldingen om het woord te horen. Sleep de linkse afbeelding naar de rechtse afbeelding of naar een plaats waar het hoort. Een voorbeeld over het weer: de afbeelding met de paraplu wordt geslepen naar de afbeelding met regen. Wanneer je alle items hebt samengevoegd, klik je op de pijltoets om de afbeeldingen te mixen en nog eens te spelen.
Wat leer je: deze activiteit motiveert de leerling om logisch te denken en het verband tussen 2 objecten te zien. De leerlingen leren de woordenschat in het spel.
Haal zoveel mogelijk uit de activiteit: zeg de woorden samen met de computer.
Groepsactiviteiten: vind afbeeldingen van objecten die samenhoren. Geef elke persoon één van de afbeeldingen en laat de leerlingen hun partner vinden. Elk kind kan zeggen welke afbeelding hij/zij heeft. Met enkele leerlingen kan je de afbeeldingen op tafel leggen en laat de leerlingen paren vormen met de afbeeldingen. Terwijl ze de afbeeldingen per twee groeperen kan je de woorden zeggen.
