Hello-World

Deutsch: Spiele für Kinder Welches Bild ist anders?

childrenDeutsch: Spiele für Kinder Welches Bild ist anders?

How to play: Each problem set has 3 pictures. Click the button above the picture that is different. You may have to look closely, it could be that one has something missing, part of the picture is a different color, or is facing a different direction. After you make the selection, the part that is different will flash while the difference is explained. You can also click on parts of the picture to learn the words.

What is learned:  This activity is found in many activity books to help the student to focus on the details in a picture. The student can do this activity without knowing the language, so it is a good activity to help children get used to the sound of the language and start to learn some words.

Getting the most out of the activity: Click on the part of the picture that is different to learn the vocabulary. Try to say the words that you hear. Repeat the sentences that you hear.

Group activities: After doing the activity, review the vocabulary by showing pictures and asking "which house has a chimney", "which girl is wearing a ribbon," etc. Let each student make up a problem using pictures from magazines and paste them on a page. They should learn the names and categories on their page so that they can ask the rest of the class to solve the problem and be able to tell the others the names of the items the same way the computer does.

Hoe werkt het: elke oefening heeft 3 afbeeldingen. Klik op de knop boven de afbeelding die anders is. Kijk aandachtig: het kan zijn dat er iets verdwenen is, een deel van de afbeelding kan een andere kleur hebben of het kan ook zijn dat de afbeelding elders gericht is. Nadat je hebt gekozen zal het deel van de afbeelding, dat anders is, flikkeren. Je zult ook uitleg horen over het verschil. Je kunt ook op de delen van de afbeelding klikken om de woorden te leren.

Wat leer je: deze oefening is herhaaldelijk teruggevonden in meerdere oefenboeken. Het helpt de leerlingen om zich te focussen op de details in een afbeelding. De leerlingen kunnen deze activiteit uitvoeren zonder de taal te kennen. Dit is een goede activiteit voor de kinderen om te wennen aan de taalklanken en om te beginnen met het leren van enkele woorden

Haal zoveel mogelijk uit de activiteit: om de woordenschat te leren klik je op het deel van de afbeelding, dat anders is. Probeer de woorden die je hoort, na te zeggen Herhaal de zinnen die je hoort.

Groepsactiviteiten: na de oefening herhaal je de woordenschat door afbeeldingen te tonen. Je kunt vragen: ‘Welk huis heeft een schoorsteen?’ ‘Welk meisje heeft een strik?’ enz. Laat elke leerling een vraag maken. De leerlingen kunnen afbeeldingen uit tijdschriften nemen en deze plakken op een blad. Om net zoals de computer vragen te kunnen stellen aan de klas en om uitleg te geven over de benamingen van de items zouden de leerlingen de namen en categorieën op hun blad moeten kennen.

    Deutsch    Dutch 
 Welches Bild ist anders? Welke is anders?
 Zwei Bilder sind gleich, welches Bild ist anders? Twee afbeeldingen zijn hetzelfde, welke afbeelding is anders?
 soundEin Clown hat keinen Kragen auf seinem Hemd. Die anderen zwei haben Krägen. Een clown heeft een kraag aan zijn hemd? De andere twee hebben wel kragen.
 soundEin Clown hat einen Kragen auf seinem Hemd. Die anderen Clowns haben keine Krägen. Een clown heeft een kraag aan zijn hemd. De andere twee hebben geen kragen.
 soundEin Clown hat violettes Haar. Die anderen Clowns haben rotes Haar. Een clown heeft paars haar. De andere clowns hebben rood haar.
 soundEin Clown hat rotes Haar. Die anderen haben violettes Haar. Een clown heeft rood haar. De andere twee hebben paars haar.
 soundEin Clown trägt eine Krawatte. Keiner der anderen Clowns trägt eine Krawatte. Een clown draagt een das. De andere clowns dragen geen das.
 soundEin Clown trägt keine Krawatte. Beide der anderen Clowns tragen Krawatten. Een clown draagt geen das. De andere twee dragen dassen.
 soundEin Clown hält eine Blume. Die anderen Clowns haben keine Blumen. Een clown houdt een bloem vast. De andere clowns hebben geen bloemen.
 soundEin Clown hat keine Blume. Die anderen beiden Clowns haben Blumen. Een clown heeft geen bloem. De andere clowns hebben allebei bloemen.
 soundDie Augen eines Clowns sind geschlossen. Die Augen der anderen Clowns sind offen. 
 soundDie Augen eines Clowns sind offen. Die Augen der anderen Clowns sind geschlossen. 
 soundEin Clown hat ein gepunktetes Hemd.Die anderen Clowns haben einfache Hemden.  
 soundEin Clown hat ein weißes Hemd.Die anderen Clowns haben gepunktetes Hemden. 
 soundEin Clown ist barfuß. Die anderen zwei tragen Schuhe. 
 soundEin Clown trägt Schuhe. Die anderen zwei sind barfuß. 
 soundEin Clown hat ein gelbes Hemd. Die anderen zwei haben weiße Hemden. Een clown draagt een geel hemd. De andere twee dragen witte hemden.
 soundEin Clown hat ein weißes Hemd. Die anderen zwei haben gelbe Hemden. Een clown draagt een wit hemd. De andere twee dragen gele hemden.
 soundEin Clown hat keine Hosenträger. Die anderen zwei haben Hosenträger. Een clown heeft geen bretellen. De ander twee dragen bretellen.
 soundEin Clown hat Hosenträger. Die anderen zwei haben keine Hosenträger. Een clown draagt bretellen. De andere twee hebben geen bretellen.
 soundEin Clown hat schwarze Schuhe. Die anderen zwei haben rote Schuhe. Een clown heeft zwarte schoenen. De andere twee hebben rode schoenen.
 soundEin Clown hat rote Schuhe. Die anderen zwei haben schwarze Schuhe. Een clown heeft rode schoenen. De andere twee hebben zwarte schoenen.
 soundEin Clown hat keine Knöpfe auf seinem Hemd. Die anderen zwei haben Knöpfe. Een clown heeft geen knopen op zijn hemd. De andere twee hebben wel knopen.
 soundEin Clown hat Knöpfe auf seinem Hemd. Keiner der anderen zwei hat Knöpfe. Een clown heeft knopen op zijn hemd. De anderen hebben geen knopen.
 soundEin Clown trägt keine Handschuhe. Die anderen zwei haben blaue Handschuhe. Een clown draagt geen handschoenen. De andere twee hebben geen blauwe handschoenen.
 soundEin Clown trägt blaue Handschuhe. Die anderen zwei tragen keine Handschuhe. Een clown draagt blauwe handschoenen. De andere twee dragen geen handschoenen.
 soundEin Clown ist traurig. Die anderen zwei sind glücklich. Een clown is triest. De andere twee zijn gelukkig.
 soundEin Clown lächelt. Die anderen zwei lächeln nicht.  Een clown lacht. De andere twee lachen niet.
 soundEin Clown trägt blaue Hosen. Die anderen zwei tragen grüne Hosen. Een clown draagt een blauwe broek. De andere twee dragen groene broeken.
 soundEin Clown trägt grüne Hosen. Die anderen zwei tragen blaue Hosen. Een clown draagt een groene broek. De andere twee dragen blauwe broeken.
 soundEin Clown hat beide Hände unten. Die anderen zwei haben eine Hand oben und eine unten. Een clown heeft beide handen beneden. De andere twee hebben een hand omhoog en een hand beneden.
 soundEin Clown hat eine Hand oben und eine Hand unten. Die anderen zwei haben beide Hände unten. Een clown heeft een hand in de lucht en een hand beneden. De andere twee hebben beide handen beneden.
 soundEin Mädchen hat ein langes Kleid. Die anderen zwei haben kurze Kleider. 
 soundEin Mädchen hat ein kurzes Kleid. Die anderen zwei haben lange Kleider. 
 soundEin Mädchen hat einen roten Nagellack. Die anderen Mädchen haben auf ihren Fingernägeln keinen Nagellack. 
 soundEin Mädchen hat auf ihren Fingernägeln keinen Nagellack. Die anderen Mädchen haben einen roten Nagellack. 
 soundEin Mädchen trägt blaue Schuhe und ein blaues Band. Die anderen Mädchen tragen rote Schuhe und rote Bänder. 
 soundEin Mädchen trägt rote Schuhe und ein rotes Band. Die anderen Mädchen tragen blaue Schuhe und blaue Bänder. 
 soundEin Mädchen hat ein kariertes Kleid. Die Kleider der anderen Mädchen sind einfarbig. 
 soundZwei Mädchen haben karierte Kleider. Das andere Mädchen trägt ein einfarbiges Kleid. 
 soundEin Mädchen hat einen gefalteten Rock. Die anderen Mädchen haben gerade Röcke. 
 soundEin Mädchen hat einen geraden Rock. Die anderen Mädchen haben gefaltete Röcke. 
 soundEin Mädchen hat ein Kleid mit langen Ärmel.Die anderen Mädchen haben Kleider mit kurzen Ärmel. 
 soundEin Mädchen hat ein Kleid mit kurzenen Ärmel.Die anderen Mädchen haben Kleider mit langen Ärmel. 
 soundEin Mädchen hat kein Band in ihrem Haar. Die anderen zwei haben rote Bänder. 
 soundEin Mädchen hat ein Band in ihrem Haar. Die anderen zwei haben keine Bänder. 
 soundEin Mädchen hat blondes Haar. Die anderen zwei haben braunes Haar. 
 soundEin Mädchen hat braunes Haar. Die anderen zwei haben blondes Haar. 
 soundEin Mädchen trägt ein Kleid mit roten Streifen. Die anderen zwei haben keine Streifen. 
 soundZwei Mädchen tragen Kleider mit roten Streifen. Das andere Mädchen hat keine Streifen. 
 soundEin Mädchen hat einfache Ärmel.Die anderen zwei haben Ärmel in Spitzen. 
 soundEin Mädchen hat Spitzen auf ihren Ärmeln.Die anderen zwei haben keine. 
 soundEin Mädchen hat ein gelbes Band in ihrem Haar. Die anderen zwei haben rote Bänder. 
 soundEin Mädchen hat ein rotes Band in ihrem Haar. Die anderen zwei haben gelbe Bänder. 
 soundEin Mädchen hat gelocktes Haar. Die anderen zwei haben gerades Haar. 
 soundEin Mädchen hat gerades Haar. Die anderen zwei Mädchen haben gelocktes Haar. 
 soundEin Mädchen hat langes Haar. Die anderen zwei haben kurzes Haar. 
 soundEin Mädchen hat kurzes Haar. Die anderen zwei haben langes Haar. 
 soundEin Mädchen sammelt die Haare. Die anderen zwei tragen die Haare lösen. 
 soundEin Mädchen trägt die Haare lösen.Die anderen zwei lösen die Haare nicht. 
 soundEin Mädchen trägt keine Socken. Die anderen zwei haben gelbe Socken. 
 soundEin Mädchen hat gelbe Socken. Die anderen zwei tragen keine Socken. 
 soundDie Lichter in einem Haus sind aus. Die Lichter in den anderen Häusern sind eingeschaltet. 
 soundDie Lichter in einem Haus sind eingeschaltet. Die Lichter in den anderen Häusern sind aus. 
 soundEin Haus hat den Schornstein links. Die anderen Häuser haben den Schornstein rechts. 
 soundEin Haus hat den Schornstein rechts. Die anderen Häuser haben den Schornstein links. 
 soundEin Haus ist sehr schmal. Die anderen Häuser sind breit. 
 soundEin Haus ist breit. Die anderen Häuser sind schmal. 
 soundEin Haus ist kleiner als die anderen zwei. 
 soundEin Haus ist größer als die anderen zwei. 
 soundEin Haus hat keine Fenster. Die anderen Häuser haben 4 Fenster. 
 soundEin Haus hat ein Fenster. Die anderen Häuser haben keine Fenster. 
 soundEin Haus hat keine Tür. Die anderen Häuser haben Türen. 
 soundEin Haus hat eine Tür. Kein der anderen Häuser hat eine Tür. 
 soundEin Haus hat ein rotes Dach. Die anderen zwei haben graue Dächer. 
 soundEin Haus hat ein graues Dach. Die anderen zwei haben rote Dächer. 
 soundEin Haus hat eine grüne Tür. Die anderen zwei haben braune Türen. 
 soundEin Haus hat eine braune Tür. Die anderen zwei haben grüne Türen. 
 soundEin Haus hat 3 Fenster. Die anderen zwei haben 4 Fenster. 
 soundEin Haus hat 4 Fenster. Die anderen zwei haben 3 Fenster. 
 soundEin Haus hat keinen Schornstein. Die anderen zwei haben Schornsteine. 
 soundEin Haus hat einen Schornstein. Kein der anderen zwei hat einen Schornstein. 
 soundEin Haus ist blau. Die anderen zwei sind weiß. 
 soundEin Haus ist weiß. Die anderen zwei sind blau. 
 soundEin Haus hat rote Raumgeschtaltung. Die anderen zwei haben blaue Raumgeschtaltung. 
 soundEin Haus hat blaue Raumgeschtaltung. Die anderen zwei haben rote Raumgeschtaltung. 
 soundDie Tür in einem Haus ist offen. Die anderen Türen sind geschlossen. 
 soundDie Tür in einem Haus ist geschlossen. Die anderen Türen sind offen. 
 soundEin Haus hat einen gelben Schornstein. Die anderen zwei haben grauen Schornstein. 
 soundEin Haus hat einen grauen Schornstein. Die anderen zwei haben gelben Schornsteine. 
HandschuhesoundHandschuhe handschoenen
HosenträgersoundHosenträger bretel
SchuhesoundSchuhe schoenen
SockensoundSocken sokken
HemdsoundHemd hemd
TürsoundTür deur
KragensoundKragen kraag
KöniginKönigin koningin
KleidsoundKleid jurk
HaaresoundHaare haar
FenstersoundFenster raam
SchornsteinsoundSchornstein schoorsteen
DachsoundDach dak