Français: Conversations Le neveu

Aidez-moi

Comment jouer : Chaque dialogue (conversation) a son propre thème.

On écoute chaque scène, avec une pause entre les scènes. Servez-vous du bouton Pause pour arrêter le dialogue, puis cliquez sur Play pour continuer.

On peut écouter le dialogue, mais aussi déplacer la souris sur l’image. Le nom de chaque objet apparaît et on clique dessus pour entendre le mot.

Ce qu’on apprend : Les enfants apprennent des modèles de phrases qu’ils peuvent employer dans la vie quotidienne. La plupart des phrases sont simples, elles peuvent être changées selon le contexte.

Comment tirer le meilleur parti de cette activité : Faites le dialogue en entier, du début à la fin. Répétez les mots que vous entendez, remarquez quelle personne parle.

Travail de groupe : Imprimez la page du site internet. Encouragez les enfants à jouer leur rôle, à mimer le dialogue.

Helpen

Hoe speel je: elke dialoog (conversatie) gaat over een ander onderwerp.

De dialoog zal scene per scene getoond worden, na elke scene volgt een pauze. Gebruik de pauzeknop om te stoppen en de playknop om verder te gaan.

Als aanvulling voor het luisteren, kan je met de muis over de afbeelding bewegen. De naam van het voorwerp zal verschijnen. Klik op het woord om het te horen.

Wat leer je: de leerlingen leren modelzinnen die ze in het dagelijkse leven kunnen gebruiken. De meeste zinnen zijn eenvoudige zinnen die je kunt aanpassen aan de context.

Haal zoveel mogelijk uit de activiteit: luister naar de dialoog, van het begin tot het einde. Herhaal de woorden die je hoort, geef aandacht aan de persoon die aan het praten is.

Groepsactiviteiten: print de pagina van de website uit. Laat de leerlingen de dialoog naspelen.

Words and Phrases

Note: Names used in the dialogs are different in each language.

		Français			Dutch
		Le neveu			De neef
		Une femme parle de son neveu.			Een vrouw vertelt over haar neef.
		Bonjour.			Hallo.
		Bonjour. Puis-je parler à Marie, s'il vous plaît ?			Hallo, kan ik Valerie spreken alstublieft.
		Julie à l'appareil.			Met Kim hier.
		Je suis Marie.			Dit is Valerie.
		Bonjour Marie. Comment allez-vous ?			Hey Valerie. Hoe gaat het?
		Très bien, Julie, et vous ?			Goed Kim. En met jou?
		Ça va bien, merci.			Goed, dank u.
		Aimeriez-vous déjeuner au restaurant aujourd'hui ?			Wil je vandaag graag lunchen in het Red River Restaurant?
		Je suis désolée, Julie, je ne peux pas.			Het spijt me Kim, ik kan niet.
		J'étais sur le point d'aller à l'épicerie.			Ik ging net naar de supermarkt gaan.
		Je dois acheter à manger pour ce soir.			Ik moet een paar dinges halen voor het avondmaal.
		Mon neveu, Henri, est en vacances chez nous pour la semaine et il mange comme un ogre.			Mijn neef Tom komt deze week ons bezoeken en hij eet verbazend veel.
		Il a vraiment beaucoup d'appétit.			Hij heeft een enorme eetlust.
		Quand est-il arrivé ?			Wanneer is hij gekomen?
		Il est arrivé samedi et il reste huit jours.			Hij kwam op zaterdag en hij blijft voor acht dagen.
		Quel âge a votre neveu ?			Hoe oud is je neef?
		Il a douze ans.			Twaalf.
		Les garçons de douze ans sont pleins d'énergie.			Twaalfjarige jongens zijn zeer energiek.
		Oui, il est très actif, mais il a un bon comportement et je l'aime beaucoup.			Ja, hij is heel actief, maar hij is welgemanierd en ik hou heel veel van hem.
		Il a les cheveux bruns et de grands yeux verts.			Hij heeft donker haar en grote groene ogen.