Français: Conversations Où se trouve le bureau ?

Aidez-moi

Comment jouer : Chaque dialogue (conversation) a son propre thème.

On écoute chaque scène, avec une pause entre les scènes. Servez-vous du bouton Pause pour arrêter le dialogue, puis cliquez sur Play pour continuer.

On peut écouter le dialogue, mais aussi déplacer la souris sur l’image. Le nom de chaque objet apparaît et on clique dessus pour entendre le mot.

Ce qu’on apprend : Les enfants apprennent des modèles de phrases qu’ils peuvent employer dans la vie quotidienne. La plupart des phrases sont simples, elles peuvent être changées selon le contexte.

Comment tirer le meilleur parti de cette activité : Faites le dialogue en entier, du début à la fin. Répétez les mots que vous entendez, remarquez quelle personne parle.

Travail de groupe : Imprimez la page du site internet. Encouragez les enfants à jouer leur rôle, à mimer le dialogue.

Helpen

Hoe speel je: elke dialoog (conversatie) gaat over een ander onderwerp.

De dialoog zal scene per scene getoond worden, na elke scene volgt een pauze. Gebruik de pauzeknop om te stoppen en de playknop om verder te gaan.

Als aanvulling voor het luisteren, kan je met de muis over de afbeelding bewegen. De naam van het voorwerp zal verschijnen. Klik op het woord om het te horen.

Wat leer je: de leerlingen leren modelzinnen die ze in het dagelijkse leven kunnen gebruiken. De meeste zinnen zijn eenvoudige zinnen die je kunt aanpassen aan de context.

Haal zoveel mogelijk uit de activiteit: luister naar de dialoog, van het begin tot het einde. Herhaal de woorden die je hoort, geef aandacht aan de persoon die aan het praten is.

Groepsactiviteiten: print de pagina van de website uit. Laat de leerlingen de dialoog naspelen.

Words and Phrases

Note: Names used in the dialogs are different in each language.

		Français			Dutch
		Où se trouve le bureau ?			Waar is het kantoor?
		Une dame demande son chemin.			Een vrouw vraagt de weg.
		Excusez-moi, M. l'Agent.			Excuseer, meneer de agent.
		Pouvez-vous m'aider ?			Kunt u helpen?
		Que puis-je faire pour vous ?			Wat kan ik doen voor u.
		Je me suis perdue.			Ik ben mijn weg kwijt.
		Je dois aller au 420 rue Mercière.			Ik zoek J straat nummer 420.
		J'ai rendez-vous à 15 heures.			Ik heb een afspraak om 3 uur.
		Vous êtes au 307 rue Mercière.			Dit is J straat nummer 307.
		Le numéro 420 se trouve au prochain croisement.			Nummer 420 is op het volgend huizenblok.
		C'est de l'autre côté de la rue.			Het is aan de overkant van de straat.
		Merci beaucoup, Monsieur l'Agent.			Dank u wel, meneer de agent.
		Je vous en prie.			Graag gedaan.